
Wil je sneller en efficiënter hardlopen zonder blessures? Hier leer je hoe je met slimme intervallen en een doordacht schema je trainingen opbouwt: van 30/30’s en 200-400 m herhalingen tot drempel- en heuvelblokken, afgestemd op tempo, hartslag en RPE. Inclusief voorbeeldschema’s voor beginners, 5 en 10 km, plus praktische tips om progressief te trainen, fouten te vermijden en je herstel te optimaliseren.

Wat is een interval training schema
Een interval training schema is een plan waarin je afwisselt tussen stukken hardlopen op hogere intensiteit en gecontroleerde herstelpauzes, zodat je gericht sneller, fitter en efficiënter wordt. In zo’n schema leg je vast hoe lang de werkblokken duren, hoeveel herhalingen je doet, welke rust je neemt (bijvoorbeeld wandelen of rustig dribbelen), en op welke intensiteit je loopt, vaak uitgedrukt in tempo, hartslagzones of RPE (hoe zwaar het aanvoelt). Voor hardlopers werkt een interval schema hardlopen omdat je lichaam leert omgaan met tempowisselingen en zuurstofschuld, wat je VO2max, loopeconomie en wedstrijdtempo voor 5 km en 10 km verbetert. Een goed interval training schema beschrijft per sessie de warming-up, de kern met intervallen (bijvoorbeeld 30/30, 400 meter herhalingen, tempoblokken of heuvels) en de cooling-down, én geeft aan hoe je per week opbouwt met voldoende rustdagen.
Als interval training hardlopen beginner start je met korte, haalbare blokjes en iets langere herstelpauzes, waarna je stap voor stap de herhalingen of de duur verlengt en de rust verkort. Je past het hardloopschema interval aan je doel en niveau aan: beginner, recreant of gevorderd. Je meet progressie door je tempo te verhogen bij gelijk RPE, meer herhalingen te doen of met kortere rust dezelfde kwaliteit te houden. Zo bouw je een veilig, effectief intervaltraining hardlopen schema dat bij je past, zonder onnodig blessurerisico.
Waarom intervaltraining werkt + kernbegrippen (intensiteit, herhalingen, rust)
Intervaltraining werkt omdat je met korte, gerichte tempoblokken je hart-longfunctie, loopeconomie en spiersnelheid tegelijk prikkelt. Door af te wisselen tussen hard lopen en gecontroleerd herstellen kun je hoger intensief trainen zonder dat de totale belasting te groot wordt, waardoor je VO2max (maximale zuurstofopname), drempeltempo en snelheid sneller vooruitgaan. Intensiteit is hoe hard je loopt en druk je uit in tempo, hartslagzones of RPE (hoe zwaar het voelt).
Herhalingen zijn het aantal werkblokken; samen bepalen ze hoeveel kwalitatieve minuten je draait. Rust is de pauze tussen blokken, actief (dribbelen) of passief (wandelen), en bepaalt hoe volledig je herstelt. Door intensiteit, herhalingen en rustverhouding (bijvoorbeeld 1:1 of 1:2) slim te sturen, krijg je een progressieve prikkel, zoals 6 x 400 m op 5 km-tempo met 200 m dribbelrust.
Voor wie is een interval schema geschikt (beginner, recreant, gevorderd)
Deze vergelijking helpt je bepalen voor wie welk interval training schema geschikt is, met concrete richtlijnen voor intensiteit, blokken en frequentie per niveau.
| Niveau | Doel & wanneer geschikt | Richtlijn intensiteit & blokken | Voorbeeld interval & frequentie |
|---|---|---|---|
| Beginner | Opbouwen basisconditie en techniek; geschikt als je nieuw start of herbegint en 20-30 min rustig kunt bewegen zonder klachten. | RPE 5-6/10, ca. 70-80% HRmax; korte werkblokken 20-60 s met lange rust 60-120 s (verhouding ~1:2). | 8-10× 30 s vlot + 90 s wandelen/joggen; 1-2× per week naast rustige duur. |
| Recreant | Tempo en efficiëntie verbeteren; geschikt als je 30-45 min aaneengesloten kunt hardlopen en 2-3× per week traint. | RPE 6-8/10, ca. 80-90% HRmax; werkblokken 1-3 min, rust 1:1 tot 1:1,5. | 6-8× 2 min stevig + 2 min rustig (of 8-12× 400 m); 1-2× per week, niet op opeenvolgende dagen. |
| Gevorderd | Wedstrijdspecifiek vermogen (drempel/VO2) en snelheid; geschikt bij 3-5 trainingen p/w, blessurevrij en ervaring met intervals. | RPE 8-9,5/10, ca. 90-95% HRmax; 2-5 min VO2-blokken of 400-1000 m; rust 1:1 tot 1:0,5. | 5× 3 min @ 5 km-tempo + 2 min jog of 10× 60 s heuvel; 1-2× per week met 48-72 u herstel tussen intensieve sessies. |
Kies je interval training schema op basis van huidige belastbaarheid: begin met kortere blokken en voldoende rust, beperk intervals tot 1-2 keer per week en verhoog pas intensiteit of volume als herstel soepel verloopt.
Een interval schema is geschikt voor bijna elke hardloper, zolang je het afstemt op je niveau en doel. Als beginner profiteer je van korte, rustige werkblokken met langere herstelpauzes, zodat je looptechniek, pezen en hart-longfunctie gecontroleerd wennen; kun je 20-30 minuten rustig hardlopen, dan kun je starten met interval hardlopen beginner. Als recreant gebruik je intervaltraining om sneller en efficiënter te worden, plateau’s te doorbreken en wedstrijdspecifiek te trainen voor 5 km of 10 km, bijvoorbeeld met blokken rond je drempeltempo.
Als gevorderde stuur je specifieker op VO2max, snelheid en loopeconomie, met tempoblokken, heuvels en kortere rust. In alle gevallen houd je het blessurevrij door de wekelijkse belasting te doseren, RPE of hartslagzones te volgen en vermoeidheid serieus te nemen.
[TIP] Tip: Start met 4x 30s snel, 60s rustig; verhoog herhalingen wekelijks.

Zo bouw je jouw interval training schema op
Begin met een helder doel (sneller op 5 km of 10 km, of gewoon fitter worden) en bepaal je startniveau met een simpele nulmeting, zoals een korte testloop om je tempo, hartslagzones en RPE (hoe zwaar het voelt) te schatten. Kies daarna je wekelijkse frequentie: als beginner is één intervaltraining per week genoeg, gevorderd kan meestal twee aan. Plan altijd rust- of rustige duurloopdagen ertussen. Elke sessie heeft een warming-up, een kern met intervallen en een cooling-down. Start met korte, haalbare blokken zoals 30/30 of 200-400 meter, met een rustverhouding van 1:1 tot 1:2.
Bouw progressief op door telkens één variabele te veranderen: voeg een herhaling toe, verleng de werkduur, verkort iets de rust of loop iets sneller. Varieer prikkels met drempelblokken (comfortabel hard), kortere snellere intervallen en af en toe heuvels, en periodiseer in 3 weken opbouw + 1 week lichter. Monitor vermoeidheid en pas aan bij pijntjes. Meet je progressie door bij gelijk RPE sneller te lopen of met dezelfde rust meer kwaliteit te leveren, en combineer je schema met rustige duurlopen en simpele kracht.
Doel en nulmeting: tempo, hartslag en RPE
Alles begint met een duidelijk doel: wil je je 5 km-tijd verbeteren, comfortabeler tempo’s lopen of je uithoudingsvermogen vergroten? Daarna doe je een nulmeting om je schema te kalibreren. Loop bijvoorbeeld 10-12 minuten zo gelijkmatig en hard mogelijk of doe een 1 km time trial en noteer je gemiddelde tempo, hartslag en RPE (hoe zwaar het voelt op een schaal van 1-10).
Tempo laat zien hoe snel je werkelijk gaat, hartslag geeft je interne belasting aan, en RPE helpt je te sturen als GPS of hartslag even niet klopt. Gebruik de nulmeting om zones te bepalen: rustige duur, drempel en snelle intervallen. Zo kun je elk interval precies afstemmen op jouw niveau en meet je later objectief progressie.
Start als beginner: veilige opbouw en basisconditie
Als beginner leg je eerst een basis door regelmatig rustig te lopen of te wandelen-joggen, zodat pezen, spieren en hart-longen wennen aan de belasting. Kun je ongeveer 20-30 minuten achter elkaar rustig hardlopen, dan voeg je eenvoudige intervallen toe met korte werkblokken en relatief langere herstelpauzes, bijvoorbeeld vlot dribbelen afgewisseld met wandelen. Houd de intensiteit matig (ongeveer RPE 6-7 op 10) en herstel echt rustig, zodat je techniek netjes blijft.
Plan maximaal één intervaltraining per week en laat er altijd rust of een heel rustige duurloop tussen, terwijl je de totale weekomvang langzaam verhoogt met ongeveer 10-15%. Bouw progressief door één variabele tegelijk te veranderen: eerst meer herhalingen, dan iets langere blokken, pas later kortere rust. Stop bij pijntjes, kies een zachte ondergrond en maak een goede warming-up en cooling-down standaard.
Intensiteit en rust kiezen: verhoudingen en frequentie per week
Kies intensiteit en rust op basis van je doel: de juiste combinatie zorgt ervoor dat elke herhaling de beoogde trainingsprikkel geeft. Gebruik tempo, hartslagzones en RPE om je keuze te onderbouwen.
- Intensiteit bepalen: laat je recente tempo’s, hartslagzones en je ervaren inspanning (RPE) leidend zijn; precies hard genoeg traint het systeem dat je wilt prikkelen zonder dat de kwaliteit wegvalt.
- Rustverhoudingen: voor snelheid en VO2max kies je korte, snelle blokken met relatief langere actieve rust (ongeveer 1:2 tot 1:3; rustig dribbelen of stevig wandelen). Voor drempel en loopeconomie werk je met langere blokken op comfortabel hard tempo met kortere rust (rond 1:1 of iets minder), bij voorkeur actief om techniek te behouden.
- Frequentie en bijsturen: beginners plannen 1 intervaltraining per week met minimaal 1 hersteldag ertussen; gevorderden kunnen meestal 2 kwalitatieve intervalsessies aan. Zakt je tempo weg of schiet je hartslag te hoog op, verleng de rust of verlaag de intensiteit.
Zo houd je elke herhaling scherp en voorkom je onnodige vermoeidheid. Kwaliteit en herstel gaan altijd voor op hoeveelheid.
[TIP] Tip: Wissel 1 minuut hard, 2 minuten rustig; herhaal vijf keer.

Voorbeelden: interval schema hardlopen
Een interval schema hardlopen kun je simpel afstemmen op je doel en niveau. Als interval training hardlopen beginner start je met korte blokken en ruime rust, zoals 8 x 30 seconden vlot met 60 seconden dribbel, of 6-8 x 200 meter rustig snel met 200 meter herstel; in week 2 en 3 voeg je herhalingen of meters toe en in week 4 plan je een lichtere week. Voor een 5 km richt je je hardloopschema interval op snelheid rond je wedstrijdtempo, bijvoorbeeld 8-10 x 400 meter op 5 km-tempo met 200 meter dribbelrust.
Voor een 10 km werkt een intervaltraining hardlopen schema goed met langere drempelblokken, zoals 4-5 x 1 kilometer op 10 km-tempo met 2 minuten herstel, of 3 x 8 minuten comfortabel hard. Ben je gevorderd, dan voeg je heuvels toe (10 x 60-90 seconden heuvelop, herstel omlaag) of tempoblokken met kortere rust om je loopeconomie te scherpen. Plan altijd een goede warming-up en cooling-down en houd het bij één tot twee kwalitatieve sessies per week, afhankelijk van je herstel.
Interval hardlopen beginner: interval training schema week 1-4
In vier weken bouw je rustig en slim op zodat je lichaam wennen kan aan prikkels zonder onnodig risico. In week 1 loop je één intervaltraining met 8 x 30 seconden vlot op RPE 6-7 en 60 seconden dribbelrust, naast één à twee rustige duurlopen. In week 2 houd je dezelfde intensiteit, maar voeg je herhalingen toe (bijvoorbeeld 10 x 30 seconden) of verleng je sommige blokken naar 45 seconden met 60-90 seconden rust.
In week 3 maak je de blokken iets langer, zoals 6 x 200 meter op comfortabel hard tempo met 200 meter herstel of 4 x 2 minuten met 2 minuten dribbelrust. Week 4 is lichter: halveer herhalingen of kies 6 x 30 seconden, zodat je herstelt en klaar bent voor de volgende opbouw. Start elke sessie met een warming-up en sluit af met een rustige cooling-down.
Interval hardloopschema voor 5 KM en 10 KM
Voor een 5 km richt je je interval hardloopschema op snelheid rond of net sneller dan je 5 km-tempo, met korte tot middellange herhalingen en voldoende herstel om de kwaliteit hoog te houden. Denk aan reeksen van 200 tot 400 meter of blokken van 1 minuut hard, met een rustverhouding rond 1:1 tot 1:2 en actief dribbelen. Voor een 10 km draait het meer om drempel en loopeconomie: langere intervallen op comfortabel hard tempo, zoals kilometers of blokken van 6-10 minuten met relatief korte rust.
Plan één tot twee kwalitatieve sessies per week en stuur op tempo, hartslag of RPE. Bouw telkens maar één variabele op, houd elke vierde week lichter en verleng de rust als je tempo wegzakt of je hartslag te hoog blijft.
Gevorderd hardloopschema interval: heuvel- en tempoblokken
Als gevorderde prikkel je snelheid, kracht en loopeconomie met gerichte heuvel- en tempoblokken die dichter tegen je drempel en VO2max aan zitten. Heuvelintervallen bouw je op met krachtige passen bergop (60-90 seconden) en gecontroleerd herstel omlaag; zo train je kniënhhef, afzet en stabiliteit zonder extreme impact. Tempoblokken plan je rond drempeltempo of iets sneller, bijvoorbeeld 3 x 10 minuten of 4 x 8 minuten met korte dribbelrust, om je uithoudingsvermogen op wedstrijdtempo te vergroten.
Wissel weken met VO2max-prikkels (korter, sneller, meer rust) af met drempelweken (langer, gelijkmatig, minder rust) en houd je totale intensiteit per week in toom. Stuur op tempo, hartslag en RPE, bewaak techniek in de laatste herhalingen en periodiseer elke vierde week lichter voor optimaal herstel.
[TIP] Tip: Warm 10 minuten op; wissel 1 minuut hard, 1 minuut rustig.

Fouten voorkomen en slimme tips
De meeste fouten in een interval training schema ontstaan door te hard, te vaak en met te weinig herstel trainen. Houd het simpel: plan één tot twee kwalitatieve sessies per week, met minstens 48 uur ertussen, en maak elke vierde week lichter. Warm altijd rustig op met dribbelen en wat loopvormen, en sluit af met een cooling-down zodat je spieren sneller herstellen. Mik op gelijkmatige herhalingen waarbij de laatste nog technisch netjes is; als je tempo instort, verleng je rust of verlaag je intensiteit. Varieer prikkels door korte VO2max-intervallen af te wisselen met langere drempelblokken en voeg af en toe heuvels toe voor kracht en loopeconomie.
Volg je belasting met tempo, hartslag en RPE, en pas je hardloopschema aan bij vermoeidheid, hitte of drukte. Bouw de weekomvang geleidelijk op en verander steeds maar één variabele tegelijk. Kies een mix van ondergronden, draag passende schoenen en investeer in simpele kracht voor kuiten, heupen en core om blessures te voorkomen. Bij zeurende pijntjes stop je vroeg, stap je desnoods een sessie over of vervang je door fietsen. Met gedoseerde progressie, consistente gewoontes en slimme evaluaties haal je meer uit elke interval dan met losse heroïsche trainingen.
Te snel opbouwen, te weinig herstel en te vaak intervals
Deze drie fouten hangen samen en zorgen voor overbelasting, vermoeidheid en een prestatieplateau. Te snel opbouwen geeft je pezen en bindweefsel geen tijd om mee te sterken, waardoor pijntjes ontstaan. Te weinig herstel merk je aan stijgende RPE bij hetzelfde tempo, een hogere hartslag dan normaal en wegzakkende kwaliteit in de laatste herhalingen. Te vaak intervals stapelt intensiteit zonder supercompensatie.
Houd minimaal 48 uur tussen intensieve sessies, maak elke vierde week lichter en verander steeds maar één variabele per cyclus. Zakt je tempo, verleng dan de rust of verlaag de intensiteit; twijfel je, schrap een herhaling. Vervang een tweede intervalsessie gerust door een rustige duurloop of fietsen, zodat je fris blijft en consistent vooruitgaat.
Warming-up, cooling-down, techniek en ondergrond
Een goede warming-up maakt je lichaam klaar voor de intensiteit en verkleint het blessurerisico: loop eerst rustig in, doe dynamische mobiliteit en enkele korte versnellingen zodat je hartslag, spieren en coördinatie op gang komen. Sluit na de intervallen af met een cooling-down van rustig dribbelen en lichte rekoefeningen om afvalstoffen af te voeren en sneller te herstellen. Let tijdens de intervallen op techniek: rechtop met een lichte voorwaartse neiging, ontspannen schouders, actieve arminzet, land zacht onder je heup en houd een vlotte cadans zonder te “stampen”.
Kies voor een vlakke, veilige ondergrond met grip; voor strakke tempos zijn een baan of vlak asfalt ideaal, terwijl je voor herstel en rustige dagen best wat zachter loopt op parkpaden. Pas in kou of hitte je warming-up en tempo aan en draag passende schoenen.
Aanpassen bij blessures, vermoeidheid en drukke weken
Soms vraagt je interval training schema om flexibiliteit. Voel je vermoeidheid of sluimerende pijntjes, verlaag dan eerst de intensiteit en verleng de rust (bijvoorbeeld van 1:1 naar 1:2), of vervang je intervalsessie door een rustige duurloop of fietsen. Hanteer een eenvoudige pijnregel: lichte zeur (0-3/10) die de dag erna niet verergert kan, alles daarboven betekent geen intervallen. In drukke weken houd je de frequentie liefst gelijk maar knip je de omvang 20-40% terug, of kies voor kortere tempoblokken in plaats van VO2max-werk.
Let op signalen zoals hogere hartslag bij normaal tempo, slechte slaap of stijgende RPE en neem 24-48 uur extra herstel. Keer pas terug naar volle intensiteit na twee pijnvrije, gemakkelijke trainingen en maak je warming-up iets langer op een zachte ondergrond.
Veelgestelde vragen over interval training schema
Wat is het belangrijkste om te weten over interval training schema?
Een interval training schema wisselt korte, intensieve inspanningen af met gecontroleerde rust. Het werkt doordat je hart-longfunctie en snelheid verbeteren zonder constante hoge belasting. Kernbegrippen: intensiteit (RPE/hartslag), herhalingen, werk-rustverhouding en wekelijkse frequentie.
Hoe begin je het beste met interval training schema?
Bepaal doel en nulmeting: huidige tempo’s, hartslagzones en RPE. Start met 1-2 sessies per week, 6-10 herhalingen kort werk (30-60s) op 80-90% met langere herstelpauzes, plus rustige duurloop, goede warming-up en cooling-down.
Wat zijn veelgemaakte fouten bij interval training schema?
Te snel opbouwen, steeds te hard lopen en te weinig herstel plannen. Ook: elke dag intervals, overslaan van warming-up/cooling-down, slechte looptechniek of ondergrond, geen deload-weken. Pas volume/intensiteit aan bij vermoeidheid, pijn, drukte of slaaptekort.